male-friday-mosque-waterput-malediven

Hoe een Marokkaan de Malediven veranderde

De Malediven zijn misschien wel hét schoolvoorbeeld van desinteresse van toeristen in de lokale bevolking. Na aankomst op het vliegveld nabij de hoofdstad Malé vertrekt het gros direct naar een van de resorteilanden. Je weet wel, met van die witte stranden en wuivende palmen. Het dichtbevolkte Malé is niet interessant, zogezegd. Het is wel vooral hier dat je de locals treft, want die werken niet in de resorts. Ze zijn allemaal moslims. Dagenlang geniet ik van hun mooie verhalen.

Nog maar net geland op het eiland Hulhulé, nabij Malé, het hoofdeiland van de Malediven, en ik ben al onder de indruk. Van het superblauwe water, de chique boten die passagiers van de luchthaven komen halen en de watervliegtuigen die hier voor drukker verkeer zorgen dan de reguliere luchtvaart. Zelf neem ik simpelweg de ferry naar Malé City. De eilanden die het vliegtuig bij de daling passeerde, passen helemaal in de vakantieplaatjes van de Malediven, maar louter zon, zee en strand zijn niks voor mij. Ik ben nieuwsgierig naar de islamitische geschiedenis en cultuur hier, die hypermoderne blauwe moskee aan de overkant van het water en naar het lokale schrift waarvan de vocalisatie van de medeklinkers ontleend is aan het Arabisch.

Hangstoelen

Het eiland Malé, onderdeel van het Kaafu-atol, is met 1 bij 1,7 kilometer niet groot. Toch weet ik al snel dat ik me er niet ga vervelen. Verhalen te over. Verhalen vertellen hoorde vroeger echt bij het eilandleven, vertelt mijn gids Fayaz ‘Kamey’ Hussain, die me een dag op pad neemt op Malé en het buureiland Vilimale. Je deed dat het liefst tegen de avond, als iedereen klaar was met zijn taken op zee of aan land. Je zat dan in de hangstoelen (joali) die nu nog overal langs de stranden staan of op een houten bank thuis. Zo werd ook het verhaal over de islamisering van de Malediven eeuwenlang overgeleverd. Het kent alleen wel meerdere versies. Een versie voor kinderen en de ongekuiste versie. Welke ik wil horen? Nou eh, beide graag!

Bruid

De kinderversie vertelt hoe een zeemonster (de demon Rannamaari) elk jaar een maagdelijk meisje als offer eiste. Sommige bronnen zeggen zelfs dat dat elke maand gebeurde. De koning koos steeds het meisje uit die dan verkleed als bruid werd opgesloten in een tempel nabij zee totdat het monster haar kwam opslokken. Dat ging al tijden zo tot de Marokkaanse heilige Abu al-Barakat Yusuf al-Barbari in de 12e eeuw langskwam, samen met Arabische kooplieden. Hij verbleef geruime tijd bij een Maledivische familie en werd direct getuige van de gruwelijke traditie. Toen een meisje uit zijn gastfamilie het volgende slachtoffer dreigde te worden, werd hij zo boos dat hij aanbood haar plaats in te nemen. Hij verkleedde zich en werd zonder dat iemand de vermomming in de gaten had naar de tempel gebracht. Daar begon hij uit de Koran te reciteren. De een zegt dat het monster verscheen, het uitschreeuwde van de pijn en voorgoed verdween, volgens de ander verschrompelde hij zo sterk dat Al-Barbari hem in een flesje kon stoppen en zelf terug in zee wierp of hem doodde. Nog weer een ander stelt dat Al-Barbari in de tempel besefte dat de koning zelf de demon was.

Ibn Battuta

De verhaalversie voor volwassenen, zo gaat Kamey door, wijst naar de boeddhistische monniken. Zij misbruikten de meisjes en vormden dus het echte kwaad. Hoe dan ook kwam met de komst van de Marokkaan een einde aan hun macht. Koning Dhovemi bekeerde zich tot de soennitische islam en met hem de bewoners van tweehonderd eilanden. Bronnen vermelden het jaar 1153. Een koning kent de Malediven tegenwoordig overigens niet meer. Sinds 1968 is het een islamitische republiek.

In vele historische verslagen zijn deze verhalen over de islamisering van de Malediven opgetekend. In De Reis, het beroemde boek van Marokkaanse wereldreiziger en geleerde Ibn Battuta eveneens. In de 14e eeuw verbleef hij enige tijd op de Malediven waar hij als rechter werkte en zelfs met een lokale prinses trouwde.

Offerandes

Zelf nogal verslingerd aan Marokko én aan Marokkaanse heiligen intrigeert me het verhaal over de handelaar en Korangeleerde Abu al-Barakat Yusuf al-Barbari enorm, maar het wordt nog leuker. We staan plots voor Medhu Ziyaaraiy, zijn mausoleum, dat zich pal naast het presidentiële paleis, in het centrum van Malé, bevindt. Het ligt achter een gesloten hek, helaas, een bezoek is niet mogelijk. Tot 1957 baden mensen er, deden beloften en brachten offerandes, in ruil voor gunsten, hoor ik. Toen ging het dicht onder invloed van orthodoxe moslims. Alles dat naar verering van een persoon riekt, ook de bouw van een mausoleum zelf, is voor orthodoxen uit den boze omdat het niet zou stroken met streng monotheïsme. Vlagvertoon rond het graf van Al-Barbari en tijdelijke openstelling ervan om de islamisering van de Malediven te vieren, werden later nog wel georganiseerd door de autoriteiten, maar konden op zware kritiek van conservatieven rekenen. Zulke praktijken zouden rieken naar pre-islamitische, boeddhistische tradities op de eilanden. Witte vlaggen rond heiligengraven hijsen stond vroeger bovendien symbool voor berouw. Mensen zouden weer op ideeën gebracht kunnen worden?

Koraalsteen

In Malé zijn ook nog twee eeuwenoude, uit koraalsteen opgetrokken moskeeën te bewonderen. Hun tempelachtige bouwstijl, houtsnij- en lakwerk in rood en zwart zijn typisch voor de Malediven. De 17e-eeuwse Malé Friday Mosque (Malé Hukuru Miskiy) direct tegenover het mausoleum is de oudste en fraaiste moskee van de hele Malediven. Het zou over een oudere moskee zijn gebouwd, die op zijn beurt weer op de plek van een boeddhistische tempel stond. Volgens zeggen was die tempel gebouwd richting de zonsondergang, de oriëntatie van de moskee werd uiteraard Mekka, naar het noordwesten.

Rondom de Malé Friday Mosque ligt een kleine islamitische begraafplaats met grafstenen van gesneden koraal. Puntige stenen zijn voor mannen, ronde voor vrouwen. Er rusten sultans en hun families, deels in mausolea. Onder hen is sultan Iskandhar, de bouwer van de moskee. Indrukwekkend zijn ook de putten met ernaast lange scheppen waarmee je water voor de rituele wassing omhoog kunt halen. Nog nooit zoiets gezien! Een kleine bebaarde man zit op een stoel naast een van de putten en knikt me vriendelijk toe. Nee, ik heb niks nodig.

De tweede, kleinere koraalstenen Malé Kalhuvakaru-moskee bevindt zich in het parkje tussen het National Museum en de relatief nieuwe Grand Friday Mosque met zijn grote goudkleurige koepel. Gebouwd eind 18e eeuw werd het meerdere malen verplaatst. Mooi is de oude inscriptie in thanaa (Maledivisch schrift) direct rechts van de deur. Het staat symbool voor het zegel van de sultan die de moskee liet voltooien.

Traditionele vrouwenjurk

Wie zich afvraagt hoe de bewoners van de Malediven zelf van hun tropische bountykusten genieten, moet zeker een kijkje gaan nemen bij de twee stranden op het eiland Malé. Beide zijn klein en kunstmatig aangelegd maar veel geld lijkt er niet in baddervoorzieningen te zijn gestoken. Niettemin tref ik op het bekendste strand Rasfannu lokale mannen, vrouwen en kinderen in het water. De dames hebben bedekkende kleding aan en als buitenlandse toerist ga je hier evenmin in bikini of badpak het water in. Dat is typisch not done. Wil je dat wel, dan moet je naar de resorts. Er is dus eigenlijk bijna (?) sprake van twee werelden. Het is alleen zo jammer dat weinig buitenlandse bezoekers daar iets van mee krijgen.

Over kleding gesproken. Anders dan vroeger bedekken de vrouwen op de Malediven zich tegenwoordig meer. De dhivehi libaas, de traditionele vrouwenjurk die typisch is voor de Malediven, staat weliswaar op het bankbiljet van 100 rufiyaa, samen met de feyli (de lokale sarong, meestal zwart-wit gestreept) maar in het straatbeeld kom je die niet snel meer tegen. Alleen oudere vrouwen dragen hem nog.

Gelukkig trof ik hem zelf niet alleen in het National Museum maar ook bij Fathimath Naduha AbdulMuhsin, een jonge vrouw die alles van het lokale weef- en borduurwerk weet. Ze draagt de dhivehi libaas zelf nog regelmatig en doet haar best de jurk een comeback te laten beleven. Veel vrouwen op de Malediven dragen de dhivehi libaas onder de abaya (overjurk) of samen met een nikab (gezichtsbedekkende sluier), vertelt ze. Van oud fotomateriaal weet ze dat dat vroeger ook al wel gebeurde dus geeft ze vrouwen nu tips hoe ze de dhivehi libaas mooi samen kunnen combineren.

Waarom de kledingstijl veranderd is? Daarover laten locals zich niet zo uit. Sommigen spreken van een culturele omslag na 2000. Eén jonge vrouw is meer uitgesproken. De tsunami van 2004 trof de Malediven zwaar, met veel doden en materiële schade tot gevolg. Conservatieve moslims zouden de gebeurtenis aangegrepen hebben om medegelovigen te waarschuwen. Ze beschouwden het gebeuren als een straf van God. Iedereen moest weer strenger in de leer worden. Dat betekende voor hen ook striktere kledingvoorschriften voor vrouwen.

Koning Salman

De laatste dag van mijn verblijf op Malé breng ik een bezoek aan de King Salman-moskee, de grootste moskee van de hoofdstad. Bij aankomst op de Malediven had ik hem al gezien vanuit het vliegtuig. De bouw blijkt net te zijn voltooid. Saoedi-Arabië financierde een deel ervan en de moskee is naar de huidige Saoedische koning vernoemd. Daar blijft de associatie met het woestijnland niet bij. De moskee heeft geen traditionele koepel; het dak met zijn plooien moet op een bedoeïenentent lijken. De vijf minaretten rondom staan symbool voor de vijf pijlers van de islam: de geloofsbelijdenis, het rituele gebed, de armenbelasting (zakat), de ramadan en de bedevaart naar Mekka.

Het gebouw telt zes verdiepingen; vrouwen kunnen op de tweede verdieping terecht voor het rituele gebed of rust en contemplatie tussendoor. Het was daar dat ik een kijkje kon nemen. Je hebt er direct zicht op de mihrab (de gebedsnis richting Mekka) en de preekstoel. Het geheel ademt eenvoud uit. Hoe modern ook staan er wel knusse bloempotten voor de deur. Naast de moskee is het tweede kunstmatige strand van Malé, met zicht op de Sinamale Bridge. Er kruipt hier en daar een diertje rond.

PRAKTISCH

Vervoer

De Malediven zijn goed te bereiken vanuit Colombo, de hoofdstad van Sri Lanka. Er gaan dagelijks meerdere vluchten naar Malé International Airport. Er zijn ook boten naar de Malediven, maar dan ben je aanzienlijk langer onderweg. De resorts regelen verder transport naar hun eilanden, per boot of watervliegtuig. Wie op Malé verblijft, neemt vanaf het vliegveldeiland Hulhulé simpelweg de ferry naar Malé City. Kaartjes voor de ferry koop je op de kade, direct tegenover de uitgang van het vliegveld. Malé City is zo klein dat alles te belopen is. Wie doorgaat naar de zuidelijke Addu-atol kan vanaf Malé een binnenlandse vlucht met Maledivian nemen.

Accommodatie

Malé kent prima accommodatie zoals het centraal gelegen Hotel Flora. Wil je toch nog iets van de vermaarde schoonheid van de eilanden van de Malediven proeven maar niet in een resort dan is zijn de eilanden van de zuidelijke Addu-atol een goede keuze. Ze zijn bewoond en je kunt er als toerist in kleinschalige accomodaties zoals Muladdu Inn in Feydhoo verblijven. Je kunt de eilanden op de fiets verkennen, eten in lokale restaurantjes en mooi duiken. Het is er nog heerlijk rustig én je treft er ook religieus erfgoed, zoals de islamitische begraafplaats van Koagannu met zijn koraalstenen grafmonumenten en moskeeën in Meedhoo, Addu City.

Excursie

Malé City loopt niet over van toeristen en dat is fijn. Zo trof ik het op mijn Full Day Malé Walking Tour. Ik bleek de enige deelnemer en dus was mijn gids geheel privé. Het bedrijf Secret Paradise waarbij ik mijn excursie had geboekt, steunt ngo’s die zich beijveren voor het behoud van de natuur ter land en ter zee en toerisme waaraan de lokale bevolking zelf ook verdient. Zo deden we behalve attracties op Malé ook het nabijgelegen Vilimale aan. Op dit eiland, bekend om zijn natuurlijke zandstrand, wonen alleen locals.

Geplaatst in ,
Gelabeld met ,

Laat een reactie achter